-
1 poke
n. por; steek; stomp--------v. tevoorschijn komen, uitsteken; zoeken, rondneuzen; porren, prikken, stotenpoke1[ pook] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 por ⇒ prik, duw————————poke23 〈+about/Amerikaans-Engels voornamelijk around〉 zoeken ⇒ snuffelen, (rond)neuzen; 〈 in het bijzonder〉 zich bemoeien met iets1 porren ⇒ prikken, stoten♦voorbeelden:poke a hole in something • ergens een gat in makenpoke one's nose into something • zijn neus ergens insteken -
2 punch
n. vuistslag, stomp; pons; drevel; punch--------v. stompen; ponsenpunch1[ puntsj]I 〈eigennaam; Punch〉♦voorbeelden:1 werktuig om gaten te slaan ⇒ pons(machine/tang); perforator; kniptang♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————punch21 ponsen2 slaan♦voorbeelden:3 punch in/out • klokken bij binnenkomst/vertrekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slaan ⇒ een klap/vuistslag geven♦voorbeelden:1 he punched down/in the nails • hij dreef/sloeg de spijkers erinshe punched up £1 on the cash register • ze sloeg 1 pond aan op de kassa
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский